overslaan
Néerlandais
Verbe
| Présent | Prétérit | |
|---|---|---|
| ik | sla over | sloeg over |
| jij | slaat over | |
| hij, zij, het | slaat over | |
| wij | slaan over | sloegen over |
| jullie | slaan over | |
| zij | slaan over | |
| u | slaat over | sloeg over |
| Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
| hebben | slaan overd | overgeslagen |
overslaan \Prononciation ?\ transitif ou intransitif
- Sauter, omettre.
- laten wij deze fase overslaan
- sautons cette étape
- de lexicograaf heeft deze woorden overgeslagen
- le lexicographe a omis ces mots
- laten wij deze fase overslaan
- Transborder.
- goederen overslaan
- transborder des marchandises
- goederen overslaan
- (Intransitif) Gagner, se communiquer.
- de brand is naar de naburige gebouwen overgeslagen
- le feu s’est propagé aux immeubles voisins
- de brand is naar de naburige gebouwen overgeslagen
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « overslaan [Prononciation ?] »
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.