plaats
Néerlandais
Nom commun
plaats \pla:ts\ féminin/masculin
- Lieu, endroit, localité.
- ken jij alle mooie plaatsen van België?
- connais-tu tous les beaux endroits de Belgique ?
- ken jij alle mooie plaatsen van België?
- Place, emplacement.
- plaats van opstelling
- lieu d’implantation
- tot op de plaats van opstelling
- à pied d’œuvre
- ter plaatse
- sur les lieux, à pied d’œuvre
- ter plaatse van
- au niveau de
- in plaats van
- plutôt que (de), à la place
- in plaats dat
- au lieu que <+ subj.>, plutôt que de <+ infinitif>
- (Figuré) dat is op zijn plaats
- cela convient
- hiervoor in de plaats
- en lieu et place
- in de plaats optreden van
- remplacer
- (Droit) in de plaats stellen
- subroger, substituer, déléguer
- plaats van opstelling
- Rang, place, position.
- in de file staan wij op de derde plaats
- dans la file, nous sommes au troisième rang
- in de file staan wij op de derde plaats
Prononciation
- Pays-Bas : écouter « plaats [plaːts] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « plaats »
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.