vergelijken

Néerlandais

Étymologie

Dérivé par préfixation de gelijken.

Verbe

Présent Prétérit
ik vergelijk vergeleek
jij vergelijkt
hij, zij, het vergelijkt
wij vergelijken vergeleken
jullie vergelijken
zij vergelijken
u vergelijkt vergeleek
Auxiliaire Participe présent Participe passé
hebben vergelijkend vergeleken

vergelijken \vɛɾ.ɣǝ.lɛj.kǝː\ transitif

  1. Comparer.
    • Te vergelijken met.
      À comparer à, comparable à.
    • Dat kun je niet vergelijken.
      Ça ne se compare pas.
    • Verschillende kunstenaars met elkaar vergelijken.
      Comparer plusieurs artistes entre eux.
    • (Droit) Vergelijken met.
      Collationner à.
    • (Droit) Vergelijk artikel 12.
      Confer article 12, (en abrégé) cf. article 12.

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 99,7 % des Néerlandais.

Prononciation

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.