-heid
Néerlandais
Étymologie
Suffixe
-heid \-ɦɛɪ̯t\ \-.ɦɛɪ̯t\ féminin ((Au pluriel): -heden \-ɦe.də(n)\)
- Suffixe générateur de qualité qui s’ajoute à un adjectif sans terminaison. Lorsque les mots en -heid ont un pluriel, celui-ci est -heden. Exemple : bezigheden (occupations).
Dérivés
- aanwezigheid
- afwezigheid
- apartheid
- beroemdheid
- betrokkenheid
- bewustheid
- bezigheid
- bevoegdheid
- bruikbaarheid
- dichtheid
- doofheid
- eenheid
- eerlijkheid
- eeuwigheid
- eigenaardigheid
- gehoorzaamheid
- geldigheid
- geleerdheid
- gelegenheid
- gelijkheid
- gesteldheid
- gevoeligheid
- geweldloosheid
- gezondheid
- gladheid
- goedheid
- grootheid
- hardheid
- heerlijkheid
- helderheid
- hoedanigheid
- hoeveelheid
- ijdelheid
- leesbaarheid
- luiheid
- meerderheid
- menselijkheid
- minderheid
- nabijheid
- oneffenheid
- onervarenheid
- onveiligheid
- onwetendheid
- onzekerheid
- oudheid
- overheid
- persoonlijkheid
- raadselachtigheid
- sluwheid
- snelheid
- stevigheid
- tegenstrijdigheid
- tegenwoordigheid
- tevredenheid
- uitzonderlijkheid
- veelheid
- veiligheid
- verlegenheid
- verscheidenheid
- verstandigheid
- vochtigheid
- volledigheid
- voorzichtigheid
- vrijheid
- vruchtbaarheid
- waardigheid
- waarheid
- werkelijkheid
- werkzaamheid
- wettigheid
- wijsheid
- zekerheid
- zelfstandigheid
- zinnelijkheid
- zuiverheid
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.