aanblijven

Néerlandais

Étymologie

Composé de la particule séparable aan et du verbe blijvenrester »).

Verbe

Présent Prétérit
ik blijf aan bleef aan
jij blijft aan
hij, zij, het blijft aan
wij blijven aan bleven aan
jullie blijven aan
zij blijven aan
u blijft aan bleef aan
Auxiliaire Participe présent Participe passé
zijn blijven aand aangebleven

aanblijven \Prononciation ?\ intransitif (ergatif)

  1. Ne pas s’éteindre.
    • Het vuur blijft aan.
      Le feu continue de brûler.
  2. Rester en fonction, ne pas démissionner.
    • De minister is aangebleven.
      Le ministre n’a pas démissionné.

Taux de reconnaissance

En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 94,6 % des Flamands,
  • 98,6 % des Néerlandais.

Prononciation

Références

  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.