begrenzen

Néerlandais

Étymologie

De grens, avec le préfixe be-.

Verbe

Auxiliaire	Participe présent	Participe passé
	Présent	Prétérit
ik	begrens	begrensde
jij	begrenst
hij, zij, het	begrenst
wij	begrenzen	begrensden
jullie	begrenzen
zij	begrenzen
u	begrenst	begrensde
hebben	begrenzend	begrensd

begrenzen \Prononciation ?\ transitif

Limiter.
(Commerce) Plafonner.
- Een budget begrenzen.
  Plafonner un budget.

Synonymes

beknotten
beperken
inperken
beperkingen opleggen aan
grenzen

Dérivés

begrensbaar
begrenzer
begrenzing

Prononciation

Pays-Bas : écouter « begrenzen »

Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.