eten
Néerlandais
Dérivés
Verbe
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | eet | at |
jij | eet | |
hij, zij, het | eet | |
wij | eten | aten |
jullie | eten | |
zij | eten | |
u | eet | at |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | etend | gegeten |
eten \eː.tǝː\ transitif & intransitif
- Manger.
- Eten en bewegen.
- Manger et bouger.
- Eten en bewegen.
Dérivés
- afeten
- avondeten
- dooreten
- eetappel
- eetbaar
- eetbui
- eetcafé
- eetclub
- eetcultuur
- eetfabriek
- eetgelegenheid
- eetgerei
- eetgerief
- eetgewoonte
- eethen
- eethoek
- eethuis
- eetkamer
- eetketel
- eetkeuken
- eetlepel
- eetlezen
- eetlust
- eetmaal
- eetpapier
- eetpatroon
- eetpeer
- eetpiraat
- eetservies
- eetstok
- eetstokje
- eetstoornis
- eettafel
- eettent
- eetverslaving
- eetwaar
- eetzaal
- eetziekte
- eiereneten
- eiereten
- etenslucht
- etenstijd
- etenswaar
- eter
- eterij
- kraameten
- leegeten
- mee-eten
- middageten
- opeten
- poteten
- tegeneten
- uiteten
Forme de verbe
eten
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,2 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
- Pays-Bas : écouter « eten [eː.tǝː] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « eten [Prononciation ?] »
Références
- Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.