haard
Néerlandais
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Nom commun
Nombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | haard | haarden |
Diminutif | haardje | haardjes |
haard \Prononciation ?\ masculin
Synonymes
- brandpunt
- broeinest
- focus
- haardstede
- open haard
- stookplaats
- vuurhaard
Dérivés
- aardbevingshaard
- besmettingshaard
- brandhaard
- gaarhaard
- gashaard
- haardbrand
- haarddorpel
- haardgieterij
- haardhaal
- haardijzer
- haardinfectie
- haardketting
- haardkleed
- haardkuil
- haardpaal
- haardpartij
- haardplaat
- haardscherm
- haardschop
- haardstede
- haardsteen
- haardstel
- haardstoffer
- haardstok
- haardvuur
- infectiehaard
- insteekhaard
- moederhaard
- oliehaard
- oorlogshaard
- openhaard
- verzetshaard
- voorhaard
- vuurhaard
Prononciation
→ Prononciation manquante. (Ajouter)
- (Région à préciser) : écouter « haard [Prononciation ?] »
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.