afschrijven
Néerlandais
Étymologie
- Dérivé par préfixation de schrijven.
Verbe
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | schrijf af | schreef af |
jij | schrijft af | |
hij, zij, het | schrijft af | |
wij | schrijven af | schreven af |
jullie | schrijven af | |
zij | schrijven af | |
u | schrijft af | schreef af |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben/zijn | schrijven afd | afgeschreven |
afschrijven \Prononciation ?\ transitif
- Recopier, écrire.
- Een tekst afschrijven.
- Recopier un texte.
- Een tekst afschrijven.
- Débiter.
- Geld van een rekening afschrijven.
- Débiter un compte d’une somme.
- Geld van een rekening afschrijven.
- Annuler par lettre, décommander (son rendez-vous).
- Faire une croix sur, faire son deuil de, passer aux profits et pertes.
- Dat plan kun je nu wel voorgoed afschrijven.
- Ce projet, tu peux en faire ton deuil.
- Voor mij is hij afgeschreven.
- Je ne veux plus en entendre parler, pour moi il n’existe plus.
- De artsen hadden hem al afgeschreven.
- Les médecins l’avaient déjà condamné.
- Dat plan kun je nu wel voorgoed afschrijven.
- Amortir.
- Jaarlijks werd het machinepark met 100.000 euro afgeschreven.
- L’amortissement des machines s’élevait à 100.000 euros par an.
- Jaarlijks werd het machinepark met 100.000 euro afgeschreven.
- Réserver.
- Een biljart afschrijven.
- Réserver un billard.
- Een biljart afschrijven.
- Achever, terminer, finir.
- Se défouler en écrivant.
- In zijn autobiografie heeft hij zijn kampervaringen van zich afgeschreven.
- Il s’est défoulé dans son autobiographie en écrivant ce qu’il a vécu au camp.
- In zijn autobiografie heeft hij zijn kampervaringen van zich afgeschreven.
Synonymes
recopier
débiter
- afboeken
annuler
faire une croix sur
- het kunnen vergeten
amortir
- aflossen
- delgen
réserver
achever
se défouler en écrivant
- afreageren
Dérivés
Apparentés étymologiques
- afschrift
- aanschrijven
- bankafschrift
- opschrijven
- schrijven
- uitschrijven
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 98,7 % des Flamands,
- 99,7 % des Néerlandais.
Prononciation
- Pays-Bas : écouter « afschrijven [ˈɑf.sxrɛɪ.və(n)] »
Références
- Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.