gebied
Afrikaans
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Synonymes
Néerlandais
Étymologie
- Déverbal de gebieden (dominer).
Nom commun
Nombre | Singulier | Pluriel |
---|---|---|
Nom | gebied | gebieden |
Diminutif | gebiedje | gebiedjes |
- Domaine, territoire.
- op alle gebieden : dans tous les domaines; tous azimuts
- op het gebied van : en matière de, en fait de
- (Technique) Plage.
- temperatuurgebied : plage de température
Dérivés
- aandachtsgebied
- aardbevingsgebied
- activiteitsgebied
- afzetgebied
- ambtsgebied
- beperkingengebied
- beschermingsgebied
- boezemgebied
- bon-gebied
- bosgebied
- broedgebied
- brongebied
- buitengebied
- cultuurgebied
- dalingsgebied
- deelgebied
- definitiegebied
- deltagebied
- doelgebied
- duikgebied
- duingebied
- eilandgebied
- eurogebied
- expulsiegebied
- gebiedsdeel
- gebiedseconomie
- gebiedsgericht
- gebiedsontwikkeling
- gebiedsontzegging
- gebiedsverbod
- gebiedswapen
- gezagsgebied
- grensgebied
- groengebied
- grondgebied
- havengebied
- heidegebied
- hogedrukgebied
- indicatiegebied
- industriegebied
- interessegebied
- inundatiegebied
- jachtgebied
- kennisgebied
- klimgebied
- kustgebied
- laagveengebied
- lagedrukgebied
- landbouwgebied
- leefgebied
- leergebied
- machtsgebied
- mandaatgebied
- meetgebied
- merengebied
- moerasgebied
- natuurbeschermingsgebied
- natuurgebied
- noodgebied
- noordpoolgebied
- ontwikkelingsgebied
- oorlogsgebied
- overloopgebied
- overstromingsgebied
- paaigebied
- pachtgebied
- peilgebied
- plassengebied
- poolgebied
- probleemaccumulatiegebied
- probleemgebied
- prostitutiegebied
- rampgebied
- randgebied
- rechtsgebied
- recreatiegebied
- retentiegebied
- rijksgebied
- rijnmondgebied
- rivierengebied
- rustgebied
- saargebied
- saneringsgebied
- schemergebied
- schengengebied
- skigebied
- sneeuwgebied
- spanningsgebied
- spergebied
- stadsgebied
- stamgebied
- steppegebied
- stiltegebied
- stimuleringsgebied
- stoorgebied
- storingsgebied
- stormgebied
- strafschopgebied
- strijdgebied
- stroomgebied
- studiegebied
- taakgebied
- taalgebied
- tippelgebied
- toezichtgebied
- trustgebied
- tuinbouwgebied
- vakantiegebied
- vakgebied
- veengebied
- veenweidegebied
- veiligheidsrisicogebied
- verblijfsgebied
- verspreidingsgebied
- verzamelgebied
- verzorgingsgebied
- vestigingsgebied
- voetgangersgebied
- vrijhandelsgebied
- waddengebied
- wandelgebied
- waterbergingsgebied
- watergebied
- werkgebied
- wetenschapsgebied
- wijnbouwgebied
- wijngebied
- wingebied
- wintersportgebied
- woestijngebied
- woongebied
- zadelgebied
- zandgebied
- zeehavengebied
- zeekleigebied
- zestienmetergebied
- zoekgebied
- zuidpoolgebied
Taux de reconnaissance
- En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
- 99,6 % des Flamands,
- 100,0 % des Néerlandais.
Prononciation
- \ɣǝ.bi:d\
- Pays-Bas : écouter « gebied [ɣǝ.biːd] »
- Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « gebied [Prononciation ?] »
Références
- Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.