inhouden
Néerlandais
Verbe
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | hou in | hield in |
jij | houdt in | |
hij, zij, het | houdt in | |
wij | houden in | hielden in |
jullie | houden in | |
zij | houden in | |
u | houdt in | hield in |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | houden ind | ingehouden |
inhouden \Prononciation ?\ transitif, intransitif ou pronominal
- Contenir.
- Dit karton houdt zes flessen in.
- Ce carton contient six bouteilles.
- Dit karton houdt zes flessen in.
- Renfermer.
- Een text die veel filosofie inhoudt.
- Un texte qui renferme beaucoup de philosophie.
- Een text die veel filosofie inhoudt.
- Impliquer.
- Ik weet niet wat die term inhoudt.
- Je ne sais pas ce que ce terme veut dire.
- Ik weet niet wat die term inhoudt.
- Retrancher, déduire.
- Van het totaal twee inhouden.
- Retrancher deux du total.
- Van het totaal twee inhouden.
- Comprimer, refouler.
- De adem inhouden.
- Retenir son souffle.
- Hij kon zijn lachen niet inhouden.
- Il ne pouvait s’empêcher de rire.
- Zijn tranen inhouden.
- Refouler ses larmes.
- De adem inhouden.
- (Intransitif) (Automobile) Hoqueter.
- toen wij onze nieuwe auto hadden gekocht, hield hij in midden op een kruising
- lorsque nous avions acheté notre nouvelle voiture, elle se mit à hoqueter au milieu d’un carrefour
- toen wij onze nieuwe auto hadden gekocht, hield hij in midden op een kruising
- (Pronominal) Se retenir, se contenir.
- zich met moeite inhouden
- se tenir à quatre
- zich met moeite inhouden
Synonymes
- contenir
- renfermer
- retrancher
- comprimer
- sens intransitif
- stokken
Prononciation
- (Région à préciser) : écouter « inhouden »
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.