uitgaan
Afrikaans
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Prononciation
- Afrique du Sud (Johannesbourg) : écouter « uitgaan »
Néerlandais
Verbe
uitgaan \ˈœʏtxan\ intransitif
- Sortir.
- vanavond gaan wij uit
- ce soir, nous sortons
- vanavond gaan wij uit
- S’éteindre.
- het vuur is uitgegaan
- le feu s’est éteint
- het vuur is uitgegaan
- Admettre, partir d’une hypothèse.
- ervan uitgaande dat
- partant du principe que, considérant que
- wij gaan ervan uit dat...
- nous considérons que...
- men gaat ervan uit dat
- il est sous-entendu que
- uitgaan van (rekenen op)
- tabler sur
- ervan uitgaande dat
- Finir, se terminer (par).
- in het Esperanto gaan de bijvoeglijke naamwoorden uit op a
- en espéranto, les adjectifs se terminent en a (Frits Faulhaber, Tra la labirinto de la gramatiko)
- in het Esperanto gaan de bijvoeglijke naamwoorden uit op a
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.