doen
Afrikaans
Étymologie
- Du néerlandais doen.
Prononciation
- Afrique du Sud (Johannesbourg) : écouter « doen »
Breton
Flamand occidental
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Références
- Hergé, D'aveteurn van Kuiftsje, Et Doenker Ejland, Casterman, 2015 ISBN 9789030327479, p. 1
Limbourgeois
Étymologie
- Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.
Références
- Roger Weijenberg et al., « aajd » sur Mestreechter Taol (deuxième exemple)
Néerlandais
Étymologie
Verbe
Présent | Prétérit | |
---|---|---|
ik | doe | deed |
jij | doet | |
hij, zij, het | doet | |
wij | doen | deden |
jullie | doen | |
zij | doen | |
u | doet | deed |
Auxiliaire | Participe présent | Participe passé |
hebben | doend | gedaan |
- Faire, agir.
- Dat doet men niet.
- Cela ne se fait pas.
- Dat doe je expres.
- Tu le fais exprès.
- Het doet er niet toe!
- Ça ne fait rien !
- Wat doet het er aan toe?
- Qu’est-ce que ça fait ?
- Ze willen er nog steeds toe doen.
- Ils veulent toujours compter, peser dans la balance.
- Het is ons te doen om contact met gelijkgestemden te bevorderen.
- Il s’agit pour nous de favoriser les contacts entre personnes de mêmes opinions.
- Dat doet men niet.
- Fonctionner, marcher.
- Mijn computer doet het niet.
- Mon ordinateur ne marche pas.
- Mijn computer doet het niet.
- Mettre.
- Doe dat daar maar in.
- Mets ça là-dedans.
- Doe dat daar maar in.
- (Auxiliaire) (causatif) Faire.
- Dat doet mij denken aan vorig jaar.
- Ça me fait penser à l’année dernière.
- Dat doet mij denken aan vorig jaar.
Quasi-synonymes
Dérivés
- aandoen
- afdoen
- bedoen
- bijdoen
- binnendoen
- boosdoen
- boosdoenster
- dichtdoen
- dienstdoen
- dikdoener
- doe-vakantie
- doeboek
- doelang
- doen alsof
- doen en laten
- doenbaar
- doendenken
- doener
- doenerig
- doeniet
- doening
- doenlijk
- dooddoen
- dooddoener
- doordoen
- dusdanig
- gedaante
- gedoe
- genoegdoening
- goeddoen
- grootdoen
- grootdoener
- herdoen
- hoedanig
- indoen
- kwaaddoener
- losdoen
- meedoen
- misdoen
- nadoen
- nederdoen
- neerdoen
- nietsdoen
- nietsdoener
- omdoen
- onderdoen
- ongedaan
- ontdoen
- opdoen
- opendoen
- overdoen
- samendoen
- tekortdoen
- tenietdoen
- terugdoen
- toedoen
- uitdoen
- uitdoener
- vandoen
- verdoen
- voldoen
- voordoen
- voortdoen
- wederdoen
- wegdoen
- weldoen
- weldoener
- wonderdoener
- zakendoen
- zelfdoener
Proverbes et phrases toutes faites
- wat je zelf doet, doe je meestal het best
Prononciation
Anagrammes
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.